Lief, zoete doorn

Lief, zoete doorn, veel te lichtvaardig nam ik
jouw aanval op, waardoor ik onderuit ging,
verslagen in het gras te liggen kwam, ik
doorweekt van tranen en de regen buiten.

Als de avondregen uitdruppelt tot nachtmist,
de nachtmist in een ochtendwolk verdwijnt,
de wolk verdampen zal, zodra het dag is,
de vogels zingen en de zon weer schijnt,

had ik dan maar bedacht, lief, zoete doorn,
hoe scherp de pijn zou zijn, als op zijn best
de toekomst is vervloekt, alles teloor,
en in mij geen gelukkig uur meer rest,

kwam ik niet zó op het roepen aangevlogen
van iemand die me nauwelijks lijkt te mogen.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

augustus 2013

Sweet love, sweet thorn, when lightly to my heart I took your thrust, whereby I since am slain, And lie disheveled in the grass apart, A sodden thing bedrenched by tears and rain, While rainy evening drips to misty night, And misty night to cloudy morning clears, And clouds disperse across the gathering light, And birds grow noisy, and the sun appears — Had I bethought me then, sweet love, sweet thorn, How sharp an anguish even at the best, When all’s requited and the future’s sworn, The happy hour can leave within the breast, I had not so come running at the call Of one who loves me little, if at all.