Niets wat een mens verwerft, behoudt hij. Krachten niet,
zijn zwakte niet en niet zijn hart. Altijd als hij,
zijn schaduw als een kruisbeeld, weer zijn armen spreidt,
verwacht dat hij de vreugd omarmt, knijpt hij die fijn.
Zijn leven is maar vreemd, gebroken, vol verdriet.
Liefde brengt het geluk niet mee.
Zijn leven lijkt wel op een ongewapend leger,
één dat geprepareerd was op een andere taak.
Wat heeft het dan voor zin dat je ’s morgens ontwaakt,
als men je ’s avonds vindt, onzeker van je zaak.
Zeg dit me na, mijn leven, houd je tranen tegen.
Liefde brengt het geluk niet mee.
Mijn mooie lief, mijn liefste lief, mijn hart dat brak,
ik draag je in mij mee, een vogel zwak en ziek.
De mensen zien ons gaan, een argeloos publiek,
herhalen de door mij gemunte retoriek,
die in jouw ogen al weer lang was afgezwakt.
Liefde brengt het geluk niet mee.
Net als we leren leven, lijkt het al weer klaar.
Eenstemmig huilen onze harten in de nacht.
Wat heeft het minste vers aan ongeluk gebracht.
Vervoering wordt tot spijt, het lied een jammerklacht,
veel tranen voor een kale melodie op de gitaar.
Liefde brengt het geluk niet mee.
Er is geen liefde, zonder pijn en moeite.
Er is geen liefde, waaraan je niet lijdt.
Er is geen liefde, die verfrissend blijft,
geen die je heimwee altijd overstijgt.
Er is geen liefde, waar geen tranen vloeien.
Liefde brengt het geluk niet mee.
Maar die van ons biedt alle twee.
Louis Aragon