Het was alsof de hemel
de aarde had gekust.
Dromend van hem als ’t schemert,
de bloesemgloed gaf rust.
Het waaide langs de akker,
de aren wiegden zacht.
Traag ritselden de takken.
Glashelder was de nacht.
Mijn ziel vloog op en spande
zijn vleugelpaar wijd uit
boven de ommelanden.
Hij was op weg naar huis.
Joseph Freiherr von Eichendorff