Ik denk nog wel aan Markelo –
die naam, omdat daar op een keer
de sneltrein stil hield. Onverwacht.
Eind juni was het. Heel warm weer.
Stoom floot. Er werd een keel geschraapt.
Geen mens kwam in. Geen mens kwam aan
op het kale perron. Ik zag
slechts Markelo – enkel een naam
en wilgen, wederik en gras,
spirea, strak gestapeld hooi,
zo roerloos als het wolkendek
hoog in de hemel. Eenzaam. Mooi.
Toen klonk, vlak bij, een merellied,
en er omheen, als op verzoek,
echoden alle vogels mee
in Twente en de Achterhoek.
Edward Thomas