Monna Innominata. Een sonnet van sonnetten. 14

E la Sua Volontade è nostra pace. (Dante)
Sol con questi pensier, con altre chiome. (Petrarca)

De mooie jeugd voorbij. Er was een poos
wellicht wel iets aan schoonheid in mijn trekken.
Die mooie jeugd valt niet meer te ontdekken.
Ik maak me ook niet mooi meer, doe geen roos

meer in mijn haar, dat lijkt zo hopeloos.
De roos doet met zijn doorn de jeugd opbloeien.
Ik ga niet meer op bloesems uit, ik koos
slechts bloemen uit die in het koren groeien.

De mooie jeugd voorbij. Wat zijn de dingen
die blijven, voor een hart, zozeer gehavend,
een hart dat stilte liefheeft en verlangt.

Een zwijgend hart, ooit was het vol gezang
toen jeugd en schoonheid zomers warmte gaven.
Nu stil van liefde, die niet meer kan zingen.


Geplaatst op

maart 2009

Youth gone, and beauty gone if ever there Dwelt beauty in so poor a face as this; Youth gone and beauty, what remains of bliss? I will not bind fresh roses in my hair, To shame a cheek at best but little fair,— Leave youth his roses, who can bear a thorn,— I will not seek for blossoms anywhere, Except such common flowers as blow with corn. Youth gone and beauty gone, what doth remain? The longing of a heart pent up forlorn, A silent heart whose silence loves and longs; The silence of a heart which sang its songs While youth and beauty made a summer morn, Silence of love that cannot sing again.