Ik trof een reiziger uit een oud land.
Hij zei: Zeer groot staan daar in de woestijn
twee lichaamsloze benen. In het zand
ligt een gezicht, beschadigd, maar de grijns
is nog te zien, hautain en arrogant.
De beeldhouwer legt het gevoel goed vast,
dat overleeft in stenen zonder leven:
De blik die kwetst, het hart, zozeer belast.
En dit staat op het voetstuk weergegeven:
“Ik ben de heerser Ozymandias.
Kijk naar mijn werk en laat uw hoop hier varen.”
Maar naast het wrak van dat enorme beeld,
is er niets dat resteert, niets te ontwaren,
dan zand, alleen maar zand, eindeloos veel.
P.B. Shelley