Pijn

Moet ik dan inderdaad, Pijn, met jou leven,
mijn leven lang? Mijn vuur delen, mijn bed,
en, ’t ergst van al, hetzelfde hoofd. Is het
nu dat ik eet, om jou eten te geven?

Als dat zo is, zal ik mij overgeven.
Laten we aanschuiven aan het banket.
Ik sterf niet, voordat jij het loodje legt.
Zolang jij leeft, kan ik ook blijven leven.

Toch heb je me beschadigd, rare gast.
Je spioneerde mee, met al mijn taken.
Je hebt ijskoud mijn nachtrust aangetast,

wist, wat ooit met gemak ging, zwaar te maken.
Je sterft met mij. ‘k Vergeef, als me dat past,
jou maar met tegenzin voor deze zaken.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

oktober 2013

And must I then, indeed, Pain, live with you All through my life? Sharing my fire, my bed, Sharing — oh, worst of all things! — the same head? — And, when I feed myself, feeding you, too? So be it, then, if what seems true, is true: Let us to dinner, comrade, and be fed: I cannot die till you yourself are dead, And, with you living, I can live life through. Yet have you done me harm, ungracious guest, Spying upon my ardent offices With frosty look; robbing my nights of rest; And making harder things I did with ease. You will die with me: but I shall, at best, Forgive you with restraint, for deeds like these.