Moet ik dan inderdaad, Pijn, met jou leven,
mijn leven lang? Mijn vuur delen, mijn bed,
en, ’t ergst van al, hetzelfde hoofd. Is het
nu dat ik eet, om jou eten te geven?
Als dat zo is, zal ik mij overgeven.
Laten we aanschuiven aan het banket.
Ik sterf niet, voordat jij het loodje legt.
Zolang jij leeft, kan ik ook blijven leven.
Toch heb je me beschadigd, rare gast.
Je spioneerde mee, met al mijn taken.
Je hebt ijskoud mijn nachtrust aangetast,
wist, wat ooit met gemak ging, zwaar te maken.
Je sterft met mij. ‘k Vergeef, als me dat past,
jou maar met tegenzin voor deze zaken.
Edna St. Vincent Millay