O aarde, druk met kracht haar ogen toe.
Verzegel ze. Ze zag al veel te veel.
Omarm haar, scherm haar af voor wat er speelt,
het valse lachen, al wat zuchten doet.
Er is geen vraag die nog beantwoord moet.
De kwaal, haar bij geboorte toebedeeld,
wordt, nu ze ingebakerd ligt, geheeld.
Het is het paradijs, zo kalm, zo goed.
Al houdt het duister haar, toch is het licht
en stil, maar vol muziek, als een gezang.
Haar hart slaat niet, het heeft zijn taak verricht.
Tot aan de morgen van de Eeuwigheid
in rust, ze is verdwenen uit de tijd.
Als ze ontwaakt, dan leek het haar niet lang.
Christina Rossetti