Slechts de godin

Slechts de godin, die meereist met de mussen,
blijf ik aanbidden, met haar pijlenjongen.
Hun struikgewas groeit nog in alle rust en
hun altaar is nog altijd ongeschonden.

Langs kust en zee rookt een gebrandschat land.
Het was mijn taak om daar op wacht te staan.
Tempels zijn neer. Enkel de hoogten van
Venus en zoon bleven onaangedaan.

Ik ben van goddelijke hulp verstoken,
behalve die van hen – wie kon verdragen
dat die Aeneas met zijn bondgenoten
het schip (helaas) los sneden van de kade,

en hield zich zwijgend – zag, al zei hij niets, er
de broche van Troïlus, zittend op de Griekse.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

maart 2014

My worship from this hour the Sparrow-Drawn Alone will cherish, and her arrowy child, Whose groves alone in the inquiring dawn Rise tranquil, and their altars undefiled. Seaward and shoreward smokes a plundered land To guard whose portals was my dear employ; Razed are its temples now; inviolate stand Only the slopes of Venus and her boy. How have I stripped me of immortal aid Save theirs alone, — who could endure to see Forsworn Aeneas with conspiring blade Sever the ship from shore (alas for me) And make no sign; who saw, and did not speak, The brooch of Troilus pinned upon the Greek.