Sonnetten van een ongeënte boom 15

Er stond een stipje op de vensterbank,
levend, met schaduw in de middagzon,
maar nu, het liep tegen zonsondergang,
was het een potloodstipje, heel gewoon.
De stomme klok, die voortdurend bleef wijzen
naar één zelfde dood ogenblik, zelf blank,
was als een roze herderin, een lijstje,
een schelp met ”Souvenir”, daar op de plank.
Zo kwam het in haar op om hem te zien
als zelf een klok, het beeld diende zich aan,
de veer was in zijn hoofd kapot gegaan,
stil blijven staan om twintig over drie –
Dit is wat deze overweging bood:
dingen zijn in de dood noch klok, noch mens, maar enkel dood.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

oktober 2010

There was upon the sill a pencil mark, Vital with shadow when the sun stood still At noon, but now, because the day was dark, It was a pencil mark upon the sill. And the mute clock, maintaining ever the same Dead moment, blank and vacant of itself, Was a pink shepherdess, a picture frame, A shell marked Souvenir, there on the shelf. Whence it occurred to her that he might be, The mainspring being broken in his mind, A clock himself, if one were so inclined, That stood at twenty minutes after three — The reason being for this, it might be said, That things in death were neither clocks not people, but only dead.