Een middel om de geest eens stil te zetten,
was het altijd luidruchtige geboen.
Een zekere extase, in het nette,
gaf het om vuile dingen recht te doen.
De zacht beroete pannen, die steeds weer
boven het vuur waren gezet. De kraan
en kandelaren, groen gecorrodeerd,
weer op te delven. Om de planken gaan
nieuwe papieren petticoats. En vlug
een schone doek, waar een verweerde hing.
Poetsen op het fornuis, totdat het blinkt,
en ’s avonds voel je duidelijk je rug
in een andere keuken, één die glimt.
Een advertentie, veel te mooi, daar kook je toch niet in.
Edna St. Vincent Millay