Steeds wanneer ik pillen slik en daarna op een fietstocht mik
dan word ik op mijn bil getikt: die tramrail ligt er niet voor niks.
Waarna ik met een handgebaar,
hé menigte bedaar, al zwaaiend op de natte stenen val
en ik denk: “Ik ben er al.”
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds wanneer ik inhaleer, een kick krijg, ik heb zin aan meer,
omzichtig balanceer, het raam uit ga, ‘k kom in de linde neer,
waar ik, naar groene twijgen rijkend,
pijnlijk ‘t bladerdak zie wijken, op de vuilcontainer val,
dan denk ik: “Ik ben er al.”
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds als ik mijn keuze draai, dan reis ik met een reuzenzwaai
aan koorden die elastisch lijken naar oorden die fantastisch blijken,
ter ere van een utopie, en meer ook niet,
geen eerzucht leert me zien hoe hier het kwartje valt.
Want ik denk: “Ik ben er al.”
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Steeds als jij er bent, ben ik er nooit.
Element of Crime