Terug opnieuw de route van mijn klim.
Het bos gegroeid. Ik ben lang weggebleven.
Met jouw gemis en jouw herinnering
zal ik me naar een milde dag begeven.
En van jouw liefde en mijn hoop ontdaan
daal ik het pad af dat ik eerst beklom.
Toch lijkt het me steiler omlaag te gaan,
vol stenen, nu ik naar beneden kom.
Warm valt het duister. Er rammelt een bel.
De klank stijgt moeizaam op. De lucht is zwaar.
Die groene wei herinner ik me wel.
In ’t voorjaar graasde heel de kudde daar.
Dichtbij is er een schuilplaats bovendien.
Daar kun je zelfs de bergtoppen niet zien.
Edna St. Vincent Millay