Jou hoort de Vliering, ambigue geest
die enkel voor de wet van schoonheid strikt is,
zelf nooit op zoek naar onderscheid geweest,
het maakte jou nooit uit hoe jouw gezicht is;
ik ben altijd alert geweest en zette
in ieder land dat liefde won de ploeg,
onschuldig stof kwam daarmee tot zijn recht en
of ‘t zaad verwaaide of bleef doet er niet toe.
Gek, dat een wereld, zoals die waar wij
verlof hebben in steeds kortere dagen,
in een spiegel moet zien, van schuin opzij,
om pas de eigen eenvoud te ervaren:
een jongen en een meisje, zal het zijn,
als elk verliefde koppel op het plein.
George Dillon