Vrouwen hebben wel vaker liefgehad
zoals ik nu, lees ik in de kronieken.
Een vreemde boeg doorkliefde ‘t Ierse nat,
de wateren van Troje, waar de Grieken
schadelijk binnen drongen – hier en daar
rusteloos zoekend naar wat liefde kan,
vind ik een vrouw, die net als ik, in haar
de liefde meetorst, als een stad die brandt.
Toch denk ik dat, van ieder die nu leeft,
alleen ik zo klassiek aan liefde lijd,
aan liefde, die de hartstocht ruimte geeft,
waarmee eenmaal, toen door de dood bedreigd,
een koningin, terloops, vooropgezet,
haar ridder met zich mee nam naar haar bed.
Edna St. Vincent Millay