Zeg jij toch niet van me, als ik, eenmaal oud,
enkel nog oog heb voor mijn lamme hand,
vergat wie ik ooit was, en hoe het zand
van leven als het mijne wordt tot goud,
al is dat ziftend stof: “Voorwaar, aanschouw
hier leeftijd zonder hartstocht rondgaan!” – want
zulk bijgeloof verbreidt zich door het land,
wordt door loze verhaaltjes opgebouwd.
De drang tot vasten houdt mij ’s nachts niet wakker.
Ik houd de kraam van Dwaasheid wel bezet,
net zomin vroom in afbraak als in kracht.
Word ik tenslotte naar mijn graf gebracht,
zeg dan niet: “Op deze eerwaarde akker
sloeg men zich op de borst, diep in gebed.”
Edna St. Vincent Millay